De allerkleinste millimeter geloof

Soms worden we in ons leven geconfronteerd met nieuwe situaties en nieuwe kansen, die we eigenlijk wel aan willen gaan, maar die zo ongrijpbaar en onhaalbaar lijken dat het ons niet lukt om erin te geloven. We denken: ‘Ja, natuurlijk wil ik dat wel, dat zou fantastisch zijn, maar…’, en voordat de zin ten einde is, heeft het ongeloof in onze geest onze gedachten alweer overgenomen. We kennen onszelf, en we weten hoe moeilijk we sommige dingen vinden, en concluderen dan voortijdig: ‘Dat kan toch niet’. En omdat we dat concluderen, gaan we maar weer verder met de taken die we gewend zijn, de taken die we machtig zijn, en waarin we gewend zijn vooruitgang te boeken.

Weet dit: de kleinste millimeter geloof is meer waard dan al die taken. Die taken brengen ons niet vooruit. Een nieuwe situatie dient zich in ons leven niet zomaar aan en als ze zich aandient, en wij voelen haar aantrekkingskracht, dan is dat een uitnodiging van God. Juist de dingen waarvan wij denken: ‘Ik wil het wel, maar dat kan nooit’, zijn de dingen waar God ons in wil hebben, samen met hem. Wat we eerder op eigen kracht deden mogen we blijven doen, maar het onweerstaanbare en onhaalbare is precies dat, waarmee hij ons wil laten weten dat hij ons aan onze hand wil nemen, een nieuwe realiteit in.

Het gaat er niet om of wij overzien hoe die realiteit zal zijn. Integendeel: het feit dat we die realiteit niet overzien. maakt het noodzakelijk dat we geloven en vanuit geloof komt de vader naar ons toe. Hij wil dat we in het nieuwe stappen en hij steunt ons. En dan kunnen we het.

Als er iets in je leven is wat je graag aan zou willen gaan, maar je weet echt niet hoe, onthoud dan dat onze scheppende kracht niet ligt in het hebben van overzicht, of het voorspellen van uitkomsten. Onze scheppende kracht ligt in de wet, die is: dat hij leeft. Omdat god ons leeft, kunnen wij wat niet kan.

Dus geloof. Geloof toch. Zelfs de allerkortste nanoseconde geloof is beter dan niets, want iets is beter dan niets en iets is een hele wereld, vergeleken bij niets.

Één nanoseconde geloof is een nieuw geschapen wereld.

 

De angst om te liegen

nikki8 ik liet je tot licht komennaam

Ik ken mensen, die zo bang zijn om te liegen, dat ze alles wat ze zeggen op een goudschaaltje wegen, en dan nog voelen ze zich eigenlijk altijd schuldig en oneerlijk.

Dat is niet raar. Dat is logisch, als je in een hypocriete wereld geboren wordt.

Hoe kunnen wij van onszelf verwachten dat we de waarheid spreken, als de wereld waarin we terecht komen, een leugen is, en alle mensen liegen, om in die wereld te kunnen blijven functioneren? We kopen vrijwel allemaal kleren die door kinderen zijn gemaakt. We eten allemaal eten dat op andere plaatsen in de wereld de ecologische structuur beschadigt. We rijden in auto’s terwijl die vervuilen, en vooral: we houden jegens elkaar allerlei sociale leugens in stand, omdat we bang zijn.

Elk kind dat in deze wereld geboren wordt, krijgt dit mee. Het krijgt vroeg of laat te horen waar de rotte plekken zitten en hoe die eruitzien. Elk kind krijgt ook vroeg of laat te zien dat die rotte plekken vakkundig worden weggemoffeld, dagelijks, door ieder mens op zijn eigen manier. Kinderen zien verslavingen bij mensen, pijn die niet erkend wordt, onrechtvaardigheid die wordt goedgepraat, en krijgen daarnaast boodschappen als ‘je mag niet liegen’, en ‘je mag niet slaan’. Hypocrisie en geweld zijn overal, maar verbaal wordt iets heel anders uitgedragen.

Hoe moet een kind dan weten wat de waarheid is? Maar letterlijk, hoe? En als je als kind niet weet wat de waarheid is, hoe zou je het als volwassene dan moeten weten? Ja, door God, maar als je die niet kent?

Wij willen eerlijk zijn, eerlijk over onze levens en over onze gevoelens, maar de spagaat waarin deze wereld ons dwingt, doet ons wennen aan het constant manipuleren van onze eigen beleving van dingen, en dat maakt eerlijkheid nagenoeg onmogelijk. Ik veroordeel mensen die niet eerlijk zijn, niet. Het eerlijkste wat je, zonder God, kunt doen, is: concluderen dat je niet eerlijk kunt zijn.

Gods onderricht

Soms laat God mij heel kort zien wat ik eigenlijk allemaal heb. Een heilig geloof, vertrouwen, een visie op deze wereld en een visie op het potentieel van elk individueel mens. Die dingen zijn vanzelfsprekend voor mij, maar heel soms laat God mij even zien dat ze dat niet zijn. Hij tilt al die dingen dan een kort moment op, één milliseconde tilt hij die dingen één millimeter op, om ze in hetzelfde moment alweer terug te leggen. In dat korte moment krijg ik inzicht en waardering voor wat ik heb. Zo leert hij.

Laat je niets wijsmaken van die ´je weet pas wat je hebt als je het kwijt bent´-onzin, en vooral niet dat dat een methode is die God gebruikt. Het kan kloppen dat je pas beseft wat je had als je iets verliest, dat is een functie van verliezen, maar het is niet van God om ons op die manier dingen te leren. Hij heeft zijn eigen methoden om ons waardering te leren. Hij onderwijst ons via zachte wegen.

Er zit geen gemeenheid of hardheid in Gods onderricht. Orde, tucht en discipline kun je loslaten. Gods onderricht is net als de peuter-speelzaal, waar je mag exploreren, waar er soms groepsactiviteiten zijn maar waar je vooral zelf mag kiezen wat je interessant vindt. Een peuterspeelzaal waar op tijd gegeten en gedronken wordt, en gepauzeerd, en waar goed in de gaten wordt gehouden hoe je je ontwikkelt, en wat bij je past. En die dingen mag je dan doen.

God onderricht ons via zachte wegen. De enige, de bekwame.

Ons lichaam in Gods dienst

Onze lichamen zijn de enige fysieke manifestatie van God in de wereld en hij is daarom afhankelijk van ons. Als wij God onze lichamen en energie niet ter beschikking stellen, kan hij de wereld niet veranderen in liefde.

Als we ons lichaam ter beschikking stellen van God, dan krijgt het hiermee een andere rol, of misschien vooral een extra rol: we gaan Gods aanwezigheid waarnemen met onze lichamen. We voelen hem voor ons of achter ons. Hij laat ons een bepaalde kant op lopen.

Dit is een leerproces, maar geen moeilijk leerproces, want we kunnen het niet fout doen. Bovendien creëert hij in onze lichamen de wil om hem te vinden. We leren voelen wanneer we met hem resoneren en wanneer niet. We voelen zijn aanwezigheid doordat we ineens emotioneel worden of opgelucht adem kunnen halen. Onze lichamen geven we aan hem, en hij geeft zichzelf aan onze lichamen.

Het ter beschikking stellen van onze lichamen aan God heeft niets te maken met puur moeten zijn. Het gaat er niet om dat we ons lichaam als een tempel beschouwen in de zin dat we gezond eten, sporten, geen seks hebben, geen alcohol drinken. Paulus zegt dat onze lichamen God toebehoren en dat is zo als wij dat willen, maar dat betekent niet dat wij dan ineens extra na moeten denken over hoe we onze lichamen behandelen. Het betekent juist, dat we hem toegang geven tot onze lichamen, om ermee te doen wat hij wil. En als hij dat doet sterft elke oneigenlijke behoefte vanzelf. Of: ze sterft niet, maar wij leren dat de behoefte die we als oneigenlijk bestempeld hadden helemaal niet oneigenlijk was, maar natuurlijk en schoon.

We hoeven onze lichamen voor God niet te zuiveren. Het gaat niet om zelfdiscipline, en trouwens: wie zou dat op eigen kracht kunnen? Het gaat erom dat, evenredig aan onze liefde voor het zuivere, onze weerstand tegen het onzuivere groeit.

Hij gebruikt ons, en daardoor worden we zuiver.

Transformatie

nikki12

Het maakt niet uit wat we denken, en hoe sterk we geloven in wat we denken, de bron van het leven is altijd sterker dan de rede. We kunnen geloven in bepaalde normen en waarden, of proberen te handelen volgens de principes die wij goed vinden, maar op fundamenteel niveau kan het leven, in de vorm van omstandigheden, of ons eigen lichaam, of het gedrag van andere mensen, altijd ondermijnen wat wij voor vast hadden aangenomen in ons hoofd.

Dit te ervaren is een genade. Het laat ons ervaren dat ons construct van de wereld niet klopt en daaruit volgt dat de dingen die wij doen, waarvan we hopen dat ze ons vreugde brengen, ons dus ook niet per se vreugde brengen.

Gedesillusioneerd te raken in onze eigen mogelijkheden om voor onszelf een fijn leven te creëren, is de eerste stap in het plaats maken voor de echte bron. Als onze ideeën over de wereld immers niet kloppend zijn, en specifieker, als onze plannen om tot een vreugdevol leven te komen niet daadwerkelijk leiden tot een vreugdevol leven, dan ontstaat de noodzaak om de optie te erkennen dat er mogelijk een externe bron bestaat die ons wél kan geven wat we zoeken. Op het moment dat je plannen door het leven doorkruist worden en je je realiseert dat je in principe machteloos bent, kun je je daarom gelukkig prijzen, al is het meestal niet direct een fijn gevoel.

Het leren kennen van de externe bron kost tijd. Als we altijd geleefd hebben in de veronderstelling dat wij eindverantwoordelijke zijn voor onszelf en dat wij niets zullen ontvangen waarvoor we niet zelf gewerkt hebben, dan is onze houding gesloten. Alle acties die wij kunnen ondernemen ondernemen we, en als we geen acties meer kunnen ondernemen gaan we er vanuit dat er dus ook niks meer kan veranderen, omdat wij geen actie ondernemen. Als je niks doet, verandert er ook niks, dat idee.

De realiteit is: pas als je niks doet, verandert er iets. Het resultaatgerichte, niet-ontvankelijke gedrag dat ons door deze maatschappij wordt aangeleerd leidt niet tot verandering, integendeel: het is de beste garantie voor het voortzetten van alles wat je al kent, en het biedt de beste bescherming tegen verandering die er is. We denken dat we actieplannen hebben om ons te leiden naar een bepaald eindresultaat, maar we zijn veel meer verslaafd aan de actieplannen en de illusie van beheersbaarheid, dan dat de resultaten van onze acties ons bevredigen. Als je hard werkt, verdien je veel geld. Ben je dan blij? Nee. Het is fijn om te weten dat je beloond wordt als je hard werkt, maar het geld op zich maakt ons dagelijkse leven nauwelijks vreugdevoller of meer bevredigend. We vinden het fijn om controle te hebben en we vermommen deze drang om dingen te beheersen onder de woorden ‘resultaatgericht’ en ‘pro-actief’, maar de échte behoeften (aan liefde, aan eenheid, aan zin) vervullen we er niet mee. Pas als we niks meer (kunnen) doen, ontdekken we dat.

Als we niks doen, en we voelen onze echte behoeften echt, zónder dat we een strategie hebben om die behoeften zelf te vervullen, pas dan kan de bron zich aandienen om voor ons te doen wat we al die tijd dachten dat we voor onszelf aan het doen waren, zonder dat we het echt deden. Als we het niets kennen, krijgen we in dat niets steeds het iets dat we nodig hebben.

Dit is de kern van de transformatie die nu in de wereld nodig is: de realisatie dat de bron voor de vervulling van onze echte behoeften buiten ons ligt, buiten ons grijpen, onze plannen en onze strategieën, en dat die bron alleen te bereiken is via vragen en niet via doen. Als we vragen, dan krijgen we. Niet verdienen, maar krijgen is de kern van dit leven.

Je best doen

‘Je best doen’ wordt zo belangrijk gevonden, maar het is eigenlijk helemaal niet duurzaam. Je kunt niet altijd reiken, altijd pushen, altijd streven naar het volgende en betere. Dat is geen duurzame staat van zijn. We hoeven niet verder te reiken, of harder te werken, dan we van nature gewoon al doen. En als het klaar is, is het klaar. Als het op is, is het op.

Waarom kunnen we niet zijn zoals planten? Planten doen niet hun best. Als ze veel water en zon krijgen groeien ze hard, en als ze weinig water en zon krijgen groeien ze langzaam. Oorzaak en gevolg, en dat is het einde van de zaak.

Mensen daarentegen vergelijken zichzelf met elkaar. Als mensen weinig water en zon krijgen dan staan ze zichzelf niet toe om gewoon iets langzamer te gaan. In plaats van daarvan gaan ze ‘meer hun best doen’, omdat ze zien dat anderen sneller gaan, en dat willen ze dan ook. Maar waarom? Waarom is het zo moeilijk om te zeggen: ‘Ik ga gewoon hoe ik ga, op dit moment’?

Snel of langzaam, wat we doen is een functie van onze omgeving en onze capaciteiten. En als we langzamer gaan dan de rest, dan betekent dat niet dat we ‘meer ons best moeten doen’. Dan betekent het gewoon dat we nu even langzamer gaan.

Ons best doen we al, altijd, net als planten altijd optimaal groeien in de omstandigheden waarin ze zijn. We hoeven daar bovenop niet nog meer ons best te doen. Dan maar iets langzamer. Het is niet erg.